Module - Storytelling
Het verhaal komt tot leven
Als je de vijf onderdelen van je verhaalskelet kent, moet je het verhaal verder uitwerken:- Voeg de details toe die je je herinnert
- Probeer je verschillende scènes uit het verhaal voor te stellen om je te helpen herinneren
- Gebruik je eigen woorden en probeer de tekst niet uit je hoofd te leren
De twee talen
Vereenvoudigd kunnen we zeggen dat we in het dagelijks leven twee verschillende talen gebruiken: een meer concrete en een meer abstracte. Concrete woorden duiden op dingen die we met onze zintuigen kunnen vatten: een kerk, een popsong, een druif, een deken.... Abstracte woorden, zoals vrijheid, liefde, succes, duiden op concepten, gevoelens, houdingen, enzovoort, en mensen begrijpen ze heel verschillend in individuele gevallen. Ze roepen geen concrete beelden op in onze geest - tenzij we erin slagen ze uit te drukken in concrete, levendige gebeurtenissen: Max struikelde over zijn veters, verloor de wedstrijd en huilde als een baby; hij voelde zich als een mislukking.In zekere zin zijn de overgangen vloeiend, want zelfs het woord "gebouw" is abstract in de zin dat iedere luisteraar er een ander beeld van in het hoofd kan hebben: bijvoorbeeld een gotische kerk, een oude schuur, een schitterend kasteel, een gezinswoning ... Hoe concreter, d.w.z. hoe gedetailleerder en specifieker we iets beschrijven, hoe duidelijker en gedenkwaardiger het beeld wordt dat in het hoofd van onze toehoorders opkomt - en hoe levendiger het verhaal wordt, tijdens het luisteren en in het geheugen.